Wet bestuur en toezicht rechtspersonen 2021: wat betekent dit voor u?

maandag 26 april 2021

Per 1 juli 2021 treedt de Wet bestuur en toezicht rechtspersonen (WBTR) in werking. Deze wet wijzigt enkele onderdelen van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek (Boek 2 BW) en is met name gericht op verbetering van het wettelijke kader voor verenigingen, coöperaties, onderlinge waarborgmaatschappijen en stichtingen. De wetswijziging is vrij onbekend, daarom vermelden wij in deze blog de belangrijkste wijzigingen.

Wijzigingen Wet bestuur en toezicht rechtspersonen 2021

  • De wetswijziging verschaft voor verenigingen, coöperaties, onderlinge waarborgmaatschappijen en stichtingen duidelijkheid omtrent 1) de uitgangspunten die bestuurders en toezichthouders bij de vervulling van hun taak in acht moeten nemen, 2) de positie van bestuurders en toezichthouders met een tegenstrijdig belang en 3) de regels over aansprakelijkheid van bestuurders en toezichthouders.
    • Uitgangspunten bestuurders en toezichthouders bij vervulling van hun taak: door het verplaatsen van enkele specifieke BV/NV-bepalingen naar de algemene bepalingen van Boek 2 BW, geldt nu voor alle rechtspersonen de norm dat bestuurders en toezichthouders (Raad van Commissarissen of Raad van Toezicht) zich bij de vervulling van hun taak moeten richten naar het belang van de rechtspersoon en de daaraan verbonden onderneming of organisatie.
    • Positie bestuurders en toezichthouders met tegenstrijdig belang: met de wetswijziging gaat voor alle rechtspersonen gelden dat bestuurders en toezichthouders met een (in)direct persoonlijk belang dat strijdig is met het belang van de rechtspersoon niet mogen deelnemen aan de beraadslaging en besluitvorming over het betreffende onderwerp. De wet voorziet vervolgens in de situatie dat besluitvorming dientengevolge niet kan plaatsvinden, door bevoegdheden bij het toezichthoudend orgaan of de algemene vergadering te beleggen. Omdat stichtingen geen algemene vergadering kennen en geen verplichting tot het aanstellen van een toezichthoudend orgaan, regelt de wet voorts dat ook in geval van tegenstrijdig belang de bevoegdheid bij het stichtingsbestuur blijft rusten. Zij moet dan echter wel schriftelijk vastleggen wat de overwegingen zijn die aan het besluit ten grondslag liggen. De statuten kunnen deze schriftelijke vastlegging uitsluiten.
    • Aansprakelijkheid van bestuurders en toezichthouders: met de wetswijziging wordt hoofdelijke aansprakelijkheid bij faillissement geregeld voor bestuurders en toezichthouders van verenigingen, coöperaties, onderlinge waarborgmaatschappijen en stichtingen, mits onbehoorlijk bestuur/toezicht kan worden verweten en dit een belangrijke oorzaak is van het faillissement. Er geldt een wettelijk vermoeden van onbehoorlijk bestuur als de administratieverplichtingen (art. 10 BW2) of de verplichtingen omtrent openbaarmaking (art. 394 BW2) niet zijn nageleefd, dan wel een misleidende stand van zaken wordt gerapporteerd in de financiële verslaggeving. Deze wettelijke vermoedens gelden niet voor niet-commerciële stichtingen en verenigingen, zodat vrijwilligers niet worden weerhouden zich in te zetten als bestuurder of toezichthouder. Dit laat onverlet dat aansprakelijkheid komt te gelden voor bestuurders en toezichthouders van informele verenigingen en stichtingen.
  • De wetswijziging verplicht verenigingen, coöperaties, onderlinge waarborgmaatschappijen en stichtingen om in de statuten een regeling op te nemen die voorziet in de situatie van belet (tijdelijke afwezigheid) of ontstentenis (vacature) van het gehele bestuur of het gehele eventuele aangestelde toezichthoudend orgaan.

  • Statutair kan aan een individuele bestuurder of toezichthouder meer dan één stem worden toegekend (meervoudig stemrecht), met dien verstande dat die bestuurder of toezichthouder niet meer stemmen kan uitbrengen dan de andere bestuurders resp. toezichthouders tezamen. Dat betekent dat bijvoorbeeld een familiestichting of Stichting administratiekantoor (STAK) waar op dit moment één bestuurder overwegende zeggenschap heeft, haar regeling moet aanpassen. Hiervoor geldt een overgangsbepaling van 5 jaar: uiterlijk 1 juli 2026 moeten de statuten hierop worden aangepast, of zoveel eerder als de statuten worden gewijzigd.
  • De wet regelt voorts o.a. de bevoegdheid van het toezichthoudend orgaan om bestuurders te schorsen (tenzij statuten anders bepalen) en een jaarlijkse verplichte rapportage vanuit het bestuur aan het eventuele toezichthoudend orgaan omtrent onder meer strategie en risico’s.

Volgens de Memorie van Toelichting beoogt de nieuwe wetgeving geen wijziging aan te brengen in bestaande bestuurs- en toezichtstructuren. Evenmin is het noodzakelijk direct de statuten te wijzigen, omdat de wet voorziet in een overgangsbepaling. Statuten hoeven pas, waar nodig, bij de eerstvolgende statutenwijziging na 1 juli 2021 in lijn te worden gebracht met de nieuwe wetgeving. Uitzondering hierop vormt de eventuele situatie dat de huidige statuten aan een bestuurder of toezichthouder overwegende zeggenschap toekennen. Deze regeling moet vóór 1 juli 2026 zijn aangepast.

Wat betekent de WBTR concreet?

Concreet betekent de wijziging in de Wet bestuur en toezicht rechtspersonen 2021 voor alle verenigingen, coöperaties, onderlinge waarborgmaatschappijen en stichtingen dat in ieder geval:

  • de statuten bij de eerstvolgende statutenwijziging moeten gaan voorzien in een regeling omtrent ontstentenis of belet van het gehele bestuur of het gehele toezichthoudend orgaan;
  • de statuten (en de praktijk) uiterlijk 1 juli 2026 (of bij een eerdere statutenwijziging) aangepast moeten zijn als op dit moment één bestuurder of één toezichthouder meer stemmen kan uitbrengen dan de anderen tezamen;
  • iedere bestuurder of lid van het toezichthoudend orgaan hoofdelijk aansprakelijk kan worden gehouden bij een faillissement; en
  • dat als gevolg van bovenvermelde overgangsbepalingen een statutenwijziging niet direct noodzakelijk is, maar interne procedures waar nodig wel uiterlijk 1 juli a.s. moeten zijn aangepast. Denk hierbij aan situaties van tegenstrijdig belang of andere statutaire bepalingen die strijdig zijn met de nieuwe wet (met uitzondering van het meervoudig stemrecht).

Wij adviseren u kennis te nemen van de wetswijzigingen en uw statuten en interne procedures hiermee te harmoniseren. Juridische begeleiding is hierbij, vanuit het oogpunt van aansprakelijkheid, aan te bevelen. Heeft u vragen of wilt u meer informatie over de WBTR, neemt u dan contact op met uw contactpersoon bij Visser & Visser. Wij helpen u graag verder.