Het IO-arrest: wanneer sprake van btw-ondernemerschap?
Wel btw verschuldigd, geen btw verschuldigd: de btw-positie van onder andere toezichthouders en leden van adviescommissies kent een turbulent verleden. Het lijkt erop dat nu toch eindelijk meer duidelijkheid is verschaft over de vraag of in deze situaties sprake is van btw-ondernemerschap. In veel gevallen zal namelijk geen btw verschuldigd zijn. Inmiddels is gebleken dat de invloed van het IO-arrest verder reikt dan alleen het ondernemerschap van commissarissen.
Tijdlijn btw-ondernemerschap commissarissen
Tot 1 januari 2013 gold het Besluit van de staatssecretaris van Financiën dat commissarissen die maximaal vier commissariaten vervulden, niet werden aangemerkt als belastingplichtige voor de omzetbelasting. De Europese Commissie was het niet eens met deze handelswijze en dreigde een inbreukprocedure te starten tegen Nederland. De Commissie was namelijk van mening dat een commissaris, ook al is het maar ter vervulling van één commissariaat, als btw-ondernemer kwalificeerde. Nederland paste haar beleid hierop aan en stelde dat sprake was van btw-ondernemerschap vanaf de vervulling van het eerste commissariaat.
Hierna werd de juistheid van het aangepaste beleid betwist. Ten gevolge hiervan stelde het Hof Den Bosch aan het Europese Hof van Justitie de vraag hoe dergelijke prestaties binnen de omzetbelasting moeten worden behandeld. Het Hof van Justitie heeft vervolgens in haar arrest van 13 juni 2019 (beter bekend als het IO-arrest) beslist dat de betreffende commissaris niet als btw-ondernemer kwalificeert. Echter betekent dit niet per definitie dat nooit sprake kan zijn van btw-ondernemerschap voor commissarissen. In het IO-arrest heeft het Hof van Justitie namelijk een aantal omstandigheden aangewezen die erop wijzen dat geen sprake is van btw-ondernemerschap. Verkeert een commissaris niet in soortgelijke omstandigheden als de commissaris in het IO-arrest, dan is er mogelijk toch sprake van ondernemerschap. De beoordeling of sprake is van ondernemerschap dient immers altijd te berusten op de feiten en omstandigheden van het individuele geval.
Wanneer geen sprake van btw-ondernemerschap?
Wil een beroep op het ontbreken van btw-ondernemerschap slagen, dan dient men aan te tonen dat sprake is van gelijke omstandigheden als die waarin de commissaris in het onderhavige IO-arrest verkeerde.
Het gaat hierbij om de omstandigheden dat de commissaris:
niet handelt in eigen naam, noch voor eigen rekening en eigen verantwoordelijkheid;
niet persoonlijk aansprakelijk kan worden gesteld voor schade toegebracht aan derden bij de uitoefening van het commissariaat;
een vaste vergoeding ontvangt die niet afhankelijk is van de deelname aan vergaderingen of van de feitelijk gewerkte uren en daardoor geen enkel economisch bedrijfsrisico draagt.
Beleid Belastingdienst
Wanneer alle hiervoor genoemde omstandigheden zich voordoen kan met succes een beroep op het IO-arrest worden gedaan en zal er geen sprake zijn van btw-ondernemerschap. De staatssecretaris van Financiën was echter van mening dat het IO-arrest onvoldoende duidelijk was, waardoor hij een aanpassing van het beleid nog niet noodzakelijk achtte. Hiermee wilde hij in ieder geval zeker wachten tot de Hoge Raad ook in een andere zaak over vacatiegelden had beslist. Op 26 juni 2020 werd ook in die zaak beslist dat de voorzitter van een bezwaaradviescommissie van verschillende ministeries niet kwalificeert als btw-ondernemer. Hierbij werd opnieuw verwezen naar de voorwaarden uit het IO-arrest. Ter aanvulling op het IO-arrest werd daarnaast het economisch bedrijfsrisico verder gedefinieerd. Naar aanleiding van de beide arresten zal de staatssecretaris van Financiën het inmiddels door de rechtspraak achterhaalde Besluit uit 2014 vermoedelijk intrekken of aanpassen.
Meerdere commissariaten
De situatie is mogelijk anders wanneer meerdere commissariaten worden vervuld. In de btw moet namelijk altijd per prestatie worden beoordeeld of deze wordt verricht in de hoedanigheid van ondernemer. Dat meerdere commissariaten worden vervuld zou geen rol van betekenis mogen spelen, als maar in alle gevallen sprake is van gelijke omstandigheden als in het IO-arrest.
Doet zich echter in één of meerdere commissariaten btw-ondernemerschap voor, dan zou dit op basis van de geldende rechtspraak aanleiding kunnen zijn om ook bij andere commissariaten ondernemerschap voor de omzetbelasting vast te stellen.
Gevolgen voor zzp’ers
Op basis van de uitkomst in de genoemde arresten kan zelfs worden beargumenteerd dat ook de zzp’er die onder leiding en verantwoordelijkheid van zijn opdrachtgever werkzaamheden verricht niet kwalificeert als btw-ondernemer, wanneer bij het uitvoeren van deze werkzaamheden geen individuele verantwoordelijkheid wordt gedragen.
Vraagt u zich af of in uw situatie sprake is van gelijke omstandigheden of heeft u als commissaris, toezichthouder, lid van bezwaarcommissies of lid van een Raad van Toezichtandere vragen over het btw-ondernemerschap? Neem voor al uw vragen contact op met uw contactpersoon bij Visser & Visser Belastingadviseurs.